Gennep ovt #01

Gebruik de onvoltooid verleden tijd (ovt) van het werkwoord.
Voorbeeld: wandelen => Jan ___________ naar huis. Jan wandelde naar huis.

1. 
zijn

Ik moe gisteren.

2. 
hebben

Mijn broer vroeger een auto.

3. 
gaan

Het meisje gisteren naar school.

4. 
doen

We boodschappen vanochtend.

5. 
zien

De kat een vogel in de tuin.

6. 
maken

Mijn moeder een lekkere taart.

7. 
fietsen

Ik naar het park.

8. 
leven

Onze zus in een klein dorp.

9. 
wonen

Vroeger we in een groot huis.

10. 
reizen

Mijn broer eerst naar Parijs en daarna naar Rome.

11. 
zijn

De kinderen blij met hun cadeautjes.

12. 
hebben

Bij ons oude huis wij een mooie tuin.

13. 
gaan

Mijn ouders vroeger met vakantie op Texel.

14. 
doen

Wij al om zes uur vanochtend yoga.

15. 
zien

De kinderen gisteren een wolf in het bos.

16. 
maken

De acteurs een buiging en vertrokken.

17. 
fietsen

Wij ook naar school als het regende.

18. 
leven

Mijn oma en opa zo gezond mogelijk.

19. 
wonen

Het echtpaar in een flatgebouw.

20. 
reizen

Onze vrienden naar Spanje vorige zomer.

Scroll naar boven