Infinitief met of zonder 'te'

Vul een infinitief in met of zonder 'te'.
Voorbeelden:
• Ik vind het fijn om uit te slapen.
• Jan is slecht in skieën.

1. 
Opstaan / op te staan?

Had jij vanochtend vroeg zin om ?

2. 
Pianospelen / piano te spelen?

Dat meisje van dertien kan ontzettend goed .

3. 
Pianospelen / piano te spelen?

Als ik boos ben, kalmeer ik mezelf door een halfuurtje .

4. 
Bespelen / te bespelen?

Die politicus weet ontzettend goed een menigte .

5. 
Kamperen / te kamperen?

De kinderen gingen met tegenzin met hun ouders .

6. 
Uitrusten / uit te rusten?

De nacht voor het examen kun je maar beter goed .

7. 
Lezen / te lezen?

De jeugd van tegenwoordig heeft een ontzettende hekel aan .

8. 
Lezen / te lezen?

Ik raad je aan om vooral veel .

9. 
Bedriegen / te bedriegen?

De oplichters gaan langs de deuren om oude mensen .

10. 
Bedriegen / te bedriegen?

Ik vind dat dat niet kan – oude mensen .

11. 
Gaan / te gaan?

Driehonderd kilometer is het naar Frankfurt en we hebben nog vijftig kilometer .

Scroll naar boven