Lange en korte klinkers #1

Maak meervoud.

Voorbeeld:
De vrouw wast het kind.
De ____ ____ de ____.  –> De vrouwen wassen de kinderen.

1. 
De man op de tribune raakt zijn geduld kwijt, de bal zal en moet het doel in.

De op de tribune hun geduld kwijt, de en het doel in.

2. 
De kat krabt het been van haar baasje open.

De de van hun baasje open.

3. 
Hoe lang duurt die mis tijdens de zondagdienst?

Hoe lang die tijdens de zondagdienst?

4. 
Een vraag maakt de les zeker interessanter.

de zeker interessanter.

5. 
De lens van een bril glimt dankzij dat nieuwe poetsdoekje.

De van dankzij dat nieuwe poetsdoekje

6. 
Leeft er een man op een maan van Saturnus?

er op van Saturnus?

7. 
Ik zon maar wat graag maar onze zoon niet.

Wij maar wat graag maar onze niet.

8. 
Mijn buur bidt om de lotto te mogen winnen, maar resultaat blijft uit.

Mijn om de lotto te mogen winnen, maar uit.

9. 
De val met de muis erin zet ik open vlak bij het bos.

De met de erin wij open vlak bij de .

10. 
Een boos mens koopt niet, weet de marketeer.

niet, de marketeers.

Scroll naar boven