Lidwoorden 1

Vul in: de, het, een of x (x als er geen lidwoord moet staan).

1. boek ligt op zwarte tafel bij open raam.

2. Aan spruitjes heb ik hekel.

3. Gisteren heeft het hele dag geregend.

4. vader sleepte aan hand dreumes mee.

5. Je bent niet erg bij tijd als je vindt dat man voor vrouw deur open moet doen.

6. Meneer, honden moeten hier aan lijn!

7. Heb jij misschien even pen voor mij?

8. Geef jongetje maar ijsje.

9. Tijdens storm gisteren is Cuijkse veerboot vergaan.

10. Als je naar overkant gaat, ligt daarna overkant juist weer hier.

Scroll naar boven