Modaal 01

Vul het meest geschikte modale werkwoord in: hoeven, kunnen, moeten, mogen, willen, zullen

1. 

Hoe laat ga je naar je werk? Ik pas om tien uur de deur uit.

2. 

Op het gras lopen? Nee, dat niet.

3. 

Het gras maaien? Ik het morgen wel even doen.

4. 

Frans spreken? Nee, te moeilijk, dat ik niet.

5. 

Huiswerk maken? Ja Jan, dat alle leerlingen, dus jij ook.

6. 

Huiswerk doen? Geen zin! Met andere woorden, dat ik niet.

7. 

we vanmiddag naar de bioscoop gaan?

8. 

Die vreselijke Peter en altijd zijn zin krijgen.

9. 

Als je op tijd begint, je je tenminste niet te haasten.

10. 

Het zou morgen weleens regenen.

Scroll naar boven