1.
Je ... doen, neem je tijd.
2.
De kinderen ... hun huiswerk afmaken voor ze naar buiten mogen.
3.
We ... haasten, we hebben nog genoeg tijd.
4.
Jullie ... kopen, de toegang is gratis.
5.
Jan ... zijn presentatie nog oefenen.
6.
Voor deze taak ... je alleen even het formulier in te vullen.
7.
Niemand ... zijn om vragen te stellen tijdens de les.
8.
We ..., want het blijft de hele dag droog.
9.
Jullie ... je paspoort meenemen voor de reis.
10.
Je ... niet nerveus te zijn, het is maar een oefening.
11.
De buren ... verhuizen, dus ze hebben nog alle tijd.
12.
De collega ... maken, alles is al in orde.
13.
We ... bespreken voordat we klaar zijn.
14.
Je ... gaan als je liever thuisblijft.
15.
De oudjes ... bellen als ze hulp nodig hebben.
16.
Je ... wassen voor het eten.
17.
Een student ... niet altijd alles perfect willen doen.
18.
Je ... beslist naar de dokter als de pijn erger wordt.
19.
De kinderen ... geen extra kleding mee, het wordt een warme dag.
20.
Je ... drukken om het apparaat aan te zetten.