Negatie 1

Vul in: niet en/of geen.

1. Wil jij een boterham? Nee, ik hoef boterham. En soep hoef ik ook .

2. Ga je mee naar de film? Nee, ik hou van film. zin dus.

3. Ik ging naar de stad, om te shoppen maar om een fiets te huren. En wat denk je? fietsen beschikbaar.

4. Vroeg opstaan? zin in. Ik zie er de zin van in.

5. Het meisje draagt graag oorbellen. Ze heeft er .

6. Ik heb auto, maar die wil ik ook .

7. Mijn broer draagt die jas . En als het regent, wil hij paraplu.

8. Ik heb één, maar twee honden.

9. Altijd is Kortjakje ziek, midden in de week maar zondag .

10. Voor jou maak ik uitzondering.

Scroll naar boven