s + z stamtijden #07

Vul de juiste werkwoordsvorm in.
Voorbeelden:
ovt  fietsen  Ik ________ gisteren naar Gennep.   Ik fietste gisteren naar Gennep.
vtt   maken   Ik ________een boterham __________. Ik heb een boterham gemaakt.
vtt   gaan      Kees _____ naar huis ________. Kees is naar huis gegaan.

1. 
antwoorden

Jullie netjes op de vraag van de docent.

2. 
antwoorden

Zij meteen op de e-mail .

3. 
leren

Hij zijn les goed voor de toets.

4. 
leren

Wij veel nieuwe dingen op de cursus.

5. 
lezen

Dat boek ik allang .

6. 
lezen

Vroeger scholieren veel meer dan tegenwoordig.

7. 
maken

Gisteren ik een tekening voor mijn vriendin.

8. 
maken

Ik vorige week een lekkere soep .

9. 
proberen

Ik al vaak een nieuwe hobby .

10. 
proberen

Wij een nieuw recept uit.

11. 
schrijven

Anja haar vriend dat zij het uitmaakt.

12. 
schrijven

Mijn vader was links, maar hij rechts.

13. 
slapen

jij gewoon door die herrie heen ?

14. 
slapen

Onze baby eindelijk eens de hele nacht door.

15. 
sluiten

De failliete winkelketen voorgoed de deuren.

16. 
sluiten

De portier de deur toen iedereen binnen was.

17. 
spelen

De kinderen gisteren de hele middag in de tuin .

18. 
spelen

Zij elke dag samen in de vakantie.

19. 
springen

Er een kikker in onze vijver .

20. 
springen

Hoera! De geslaagde student een gat in de lucht.

Scroll naar boven