s + z stamtijden #08

Vul de juiste werkwoordsvorm in.
Voorbeelden:
ovt  fietsen  Ik ________ gisteren naar Gennep.   Ik fietste gisteren naar Gennep.
vtt   maken   Ik ________een boterham __________. Ik heb een boterham gemaakt.
vtt   gaan      Kees _____ naar huis ________. Kees is naar huis gegaan.

1. 
blijken

Het filosofie-examen veel te moeilijk .

2. 
blijken

Wat ? De president was een misdadiger.

3. 
lachen

Wij altijd om de grapjes van oom Jan.

4. 
lachen

  jij weleens tot je buikpijn kreeg?

5. 
laten

Alarm, de hond een wind .

6. 
laten

De buurman zijn hond altijd uit in onze tuin.

7. 
koken

Mijn moeder graag traditionele gerechten.

8. 
koken

Ik vandaag voor de hele familie.

9. 
liegen

Ik over Mia’s make-up om haar niet te kwetsen.

10. 
liegen

Jantje over zijn resultaten op school.

11. 
mogen

Ik die onsympathieke man nooit .

12. 
mogen

Marietje is 13 en daarom niet mee naar het café.

13. 
wachten

De oude man al een uur op de bus.

14. 
wachten

  jij wel eens zo lang op de bus ?

15. 
vergeten

Elke dag weer oma haar medicijnen op tijd in te nemen.

16. 
vergeten

Mijn broer zijn telefoon op het werk .

17. 
schaven

Ik elke dag aan mijn nieuwe project.

18. 
schaven

Ik aan mijn verhaal tot het perfect was.

19. 
spelen

De kinderen vrolijk in de tuin.

20. 
spelen

Zij er tot het begon te regenen.

Scroll naar boven