Stamtijden serie 02

Vul de juiste werkwoordsvorm in.
Voorbeelden:
ovt  fietsen  Ik ________ gisteren naar Gennep.   Ik fietste gisteren naar Gennep.
vtt   maken   Ik ________een boterham __________. Ik heb een boterham gemaakt.
vtt   gaan      Kees _____ naar huis ________. Kees is naar huis gegaan.

1. 
worden

Wat Jantje groot .

2. 
gaan

Na het eten we wandelen.

3. 
komen

Marie nog naar jouw feestje ?

4. 
zien

Zoiets moois ik nog nooit .

5. 
hebben

Met die knul ik het helemaal .

6. 
hebben

Truus absoluut geen zin om op te staan.

7. 
zien

jij wie dat propje naar mij schoot?

8. 
komen

Waarom de kinderen eigenlijk zo laat thuis?

9. 
gaan

Het was al laat, dus we niet meer naar de film .

10. 
worden

Moeder vroeger altijd boos als vader vloekte.

Scroll naar boven