Stamtijden serie 05

Vul de juiste werkwoordsvorm in.
Voorbeelden:
ovt  fietsen  Ik ________ gisteren naar Gennep.   Ik fietste gisteren naar Gennep.
vtt   maken   Ik ________een boterham __________. Ik heb een boterham gemaakt.
vtt   gaan      Kees _____ naar huis ________. Kees is naar huis gegaan.

1. 
krijgen

Stoute Jantje van zijn vader op zijn kop .

2. 
moeten

Toen haar hond doodging, het meisje huilen.

3. 
ruiken

Sinds corona mijn zoon niets meer .

4. 
nemen

Jammer genoeg Bart de verkeerde afslag .

5. 
roepen

Ik je wel tien keer voor het eten.

6. 
roepen

Dan je blijkbaar niet hard genoeg.

7. 
nemen

Mijn ouders altijd de hond mee naar het restaurant.

8. 
ruiken

We buiten al wat je aan het koken was.

9. 
moeten

Wij hadden langer op vakantie .

10. 
krijgen

Voor zijn verjaardag Max een fiets.

Scroll naar boven