Stamtijden serie 14

Vul de juiste werkwoordsvorm in.
Voorbeelden:
ovt  fietsen  Ik ________ gisteren naar Gennep.   Ik fietste gisteren naar Gennep.
vtt   maken   Ik ________een boterham __________. Ik heb een boterham gemaakt.
vtt   gaan      Kees _____ naar huis ________. Kees is naar huis gegaan.

1. 
varen

Wij op een opblaasbootje naar Engeland .

2. 
vechten

Op het schoolplein jongens.

3. 
verdwijnen

Uit dit bos alle vogels .

4. 
vliegen

De duif terug naar huis .

5. 
trekken

De tandarts bij Jan een kies .

6. 
trekken

Ik mijn conclusies en nam ontslag.

7. 
vliegen

Er een helikopter boven onze wijk.

8. 
verdwijnen

Karel als een dief in de nacht.

9. 
vechten

De Nederlanders tachtig jaar tegen Spanje .

10. 
varen

Wij in een rondvaartboot door de Amsterdamse grachten.

Scroll naar boven