Stamtijden Serie 15

Vul de juiste werkwoordsvorm in.
Voorbeelden:
ovt  fietsen  Ik ________ gisteren naar Gennep.   Ik fietste gisteren naar Gennep.
vtt   maken   Ik ________een boterham __________. Ik heb een boterham gemaakt.
vtt   gaan      Kees _____ naar huis ________. Kees is naar huis gegaan.

1. 
stijgen

De prijzen het afgelopen jaar sterk .

2. 
sterven

De oude kat in de armen van mijn buurvrouw.

3. 
steken

Die wesp daar mijn zoontje .

4. 
schuiven

De schoonmakers de stoelen aan de kant .

5. 
meten

De bouwvakker eerst de lengte van de plank .

6. 
meten

Ik mijn bloeddruk en schrok me een ongeluk.

7. 
schuiven

Wij hongerig aan bij het ontbijt.

8. 
steken

Jan de sleutel in het slot.

9. 
sterven

Piets grootvader twee jaar geleden .

10. 
stijgen

De heteluchtballon op in de buurt van Gennep.

Scroll naar boven