s+z stamtijden #01

Vul de juiste werkwoordsvorm in.
Voorbeelden:
ovt  fietsen  Ik ________ gisteren naar Gennep.   Ik fietste gisteren naar Gennep.
vtt   maken   Ik ________een boterham __________. Ik heb een boterham gemaakt.
vtt   gaan      Kees _____ naar huis ________. Kees is naar huis gegaan.

1. 
drinken

We met Jan in de stad een pilsje .

2. 
reizen

Anna gisteren met haar vriend naar Parijs .

3. 
doen

Samen drinken, dat Jan en ik vroeger nooit.

4. 
fantaseren

Marietje altijd graag over reizen naar verre landen.

5. 
kijken

  jij naar de laatste film van Spielberg ?

6. 
inademen

Voor zijn duik de zwemmer eerst diep .

7. 
zijn

Mijn broer nog nooit in Parijs .

8. 
scoren

De jonge voetballer het winnende doelpunt.

9. 
weten

Dat jouw vader blind was, ik nooit .

10. 
tekenen

Jantje voor zijn jarige oma een schattig beertje .

11. 
weten

jij echt niet wie de verkiezingen heeft gewonnen?

12. 
tekenen

Die kunstenaar altijd het liefst bij het ochtendlicht.

13. 
zijn

Napoleon XIII, wie dat?

14. 
scoren

Tiny voor het proefwerk alweer een tien .

15. 
kijken

De stonede hippie een beetje suf uit zijn ogen.

16. 
ademen

Het groene dal een sfeer van rust.

17. 
doen

Wie de suiker in de erwtensoep ?

18. 
fantaseren

Die leugenaar er weer eens flink op los .

19. 
drinken

Moeder vroeger nooit koffie, maar tegenwoordig wel.

20. 
reizen

De familie De Vries vroeger elke zomer naar Frankrijk.

Scroll naar boven