Voegwoorden: of, dat, toen, alsDoor Rob / 27/06/2024 Vul het juiste voegwoord in: of, dat, toen, als. Naam Klas 1. Ik vraag me af hij komt. 2. Anne vertelde me ze ziek was. 3. Je moet mij wel vertellen jij wel of niet komt. 4. Hij belde me vannacht meteen hij thuis was. 5. Karel vroeg aan het meisje zij zich hem nog herinnerde. 6. Wij geven toe wij een fout hebben gemaakt. 7. Jantje, je mag pas gaan zwemmen je je werk af hebt. 8. Het regende en onweerde we elkaar voor het eerst ontmoetten. 9. Weet jij pa al thuis is? 10. Hij zei hij morgen vroeg op moest. 11. We gaan fietsen de fiets tenminste is gemaakt. 12. De caissière lachte verlegen de klant een complimentje maakte. 13. Ik vroeg me af de politicus de waarheid sprak. 14. Je gaat me toch niet vertellen je morgen niet kunt komen. 15. Laat het me even weten je morgen niet kunt komen. 16. Laat me snel weten je morgen kunt komen. 17. Mies wist niet zeker Arthur de trein had gehaald. 18. Geef even door je mee gaat wandelen of niet. 19. De agent waarschuwde zojuist we niet op het gras mochten lopen. 20. Ik was verrast ik hem onverwachts in Ispahaan zag. Time's up