Voornaamwoorden 1

1. 
Vul de juiste vorm in voor jij - wij - ik. Kies zo veel mogelijk voor de schrijftaalvorm zonder nadruk.

Pak fiets even, dan rijden naar opa.

2. 
Vul de juiste vorm in voor ik - jij - ik. Kies zo veel mogelijk voor de schrijftaalvorm zonder nadruk.

Ben te min omdat pa in een grotere kar rijdt dan de ?

3. 
Vul de juiste vorm in voor ik - jij - ik - ik. Kies zo veel mogelijk voor de schrijftaalvorm zonder nadruk.

wil dat onmiddellijk pen teruggeeft.

4. 
Vul de juiste vorm in voor ik - jullie - jullie. Kies zo veel mogelijk voor de schrijftaalvorm zonder nadruk.

Zie, nou huilt zus, hebben nu zin?

5. 
Vul de juiste vorm in voor jij - jij - zich - jij - zich - jij - jij - jij - zich - jij. Kies zo veel mogelijk voor de schrijftaalvorm zonder nadruk.

staat op, wast , scheert , dan pak tas in en begeef op weg naar werk.

6. 
Vul de juiste vorm in voor ik - het - jij - jij. Kies zo veel mogelijk voor de schrijftaalvorm zonder nadruk.

wil even met hebben over cijferlijst.

7. 
Vul de juiste vorm in voor zich - wij - het - wij. Kies zo veel mogelijk voor de schrijftaalvorm zonder nadruk.

De man kon niet herinneren waarover tijdens vergadering gehad hadden.

8. 
Vul de juiste vorm in voor men/iemand/iedereen - jij - men/iemand/iedereen - hij. Kies zo veel mogelijk voor de schrijftaalvorm zonder nadruk.

zegt wel dat  niet op uiterlijk moet beoordelen.

9. 
Vul de juiste vorm in voor jij - men/iemand/iedereen - jij - jij/zelf/jijzelf. Kies zo veel mogelijk voor de schrijftaalvorm zonder nadruk.

Als anders beledigt, zet daarmee juist te kijk.

10. 
Vul de juiste vorm in voor wij - zij. Kies zo veel mogelijk voor de schrijftaalvorm zonder nadruk.

Niet hebben die vuilnisbak omgegooid, maar daar.

Scroll naar boven