Werkwoorden 01

Vul de juiste werkwoordsvorm in.
Voorbeeld: fietsen => Ik _____ vandaag naar school. Ik fiets naar school.

1. 
drinken

Tegenwoordig ik koffie bij het ontbijt, vroeger ik thee.

2. 
kijken, doen

Ik momenteel tv en wat jij?

3. 
kijken, zijn

Vroeger we geen tv, want tv er nog niet.

4. 
doen, zijn

Wat de mensen 's avonds toen er nog geen tv’s ?

5. 
weten, worden

Ik het antwoord op de vorige vraag niet, maar er wel meer kinderen geboren.

6. 
gaan, komen

Hoe laat je gisteren naar je werk en hoe laat je weer thuis?

7. 
zien

Vandaag je er goed uit, gisteren je een beetje bleek.

8. 
hebben

Tot vorige week we nog nooit naar voetbal gekeken.

9. 
horen, kijken, zien

Heel vreemd: in de tuin ik vanochtend een hond blaffen, maar toen ik , ik een kat.

10. 
spelen, vinden

In 1975 Queen in Den Haag en ik het geluid veel te hard.

Scroll naar boven