1.
Jan gaat nooit bij Arvato werken.
2.
Hoeveel kosten de aardbeien vandaag?
3.
Onze hond bijt alle voorbijgangers.
4.
Mijn oude opa is de namen van zijn kleinkinderen vergeten.
5.
Jullie doen nooit je huiswerk.
6.
Gisteren heb ik het plafond geschilderd.
7.
’s Nachts rijden er geen treinen vanuit Amsterdam.
8.
Op de markt zijn sommige dingen goedkoper.
9.
Jan is vanuit Frankrijk naar Engeland gezwommen.
10.
Julia heeft eindelijk haar rijbewijs gehaald.