Woordvolgorde 01

Maak een bijzin. Voorbeeld:
Jan gaat morgen naar Amsterdam.
Jan zegt dat hij _____________________
                                morgen naar Amsterdam gaat.

1. 
Jan gaat nooit bij Arvato werken.

Jan zegt dat hij

2. 
Hoeveel kosten de aardbeien vandaag?

Mijn moeder vraagt hoeveel

3. 
Onze hond bijt alle voorbijgangers.

Wij hebben een bekeuring gekregen omdat

4. 
Mijn oude opa is de namen van zijn kleinkinderen vergeten.

Mijn oude opa is verdrietig omdat hij

5. 
Jullie doen nooit je huiswerk.

Kun je mij uitleggen waarom

6. 
Gisteren heb ik het plafond geschilderd.

Wat vind je ervan dat ik

7. 
’s Nachts rijden er geen treinen vanuit Amsterdam.

Het is toch idioot dat er

8. 
Op de markt zijn sommige dingen goedkoper.

Iedereen weet dat 

9. 
Jan is vanuit Frankrijk naar Engeland gezwommen.

Jan pocht dat hij

10. 
Julia heeft eindelijk haar rijbewijs gehaald.

Julia is blij omdat zij

Scroll naar boven