Zin maken: hebben gehad

Gisteren: maak een zin met ‘hebben’ in de voltooid tegenwoordige tijd (vtt).
Voorbeeld: ik – fiets => Ik heb een fiets gehad.

Denk aan hoofdletters en interpunctie.

1. 
u – een auto

2. 
wij – een huis

3. 
zij – een tuin

4. 
het huis – een dak

5. 
de fietsen – een stuur

6. 
Ivan – een hond

7. 
jullie – een pen

8. 
Jan en Piet – een jas

9. 
het meisje – een tas

10. 
ik – een telefoon

11. 
mijn ma – twee broers

12. 
de honden – vuile poten

13. 
de vogels – geen eten

14. 
jij – een bril

15. 
iedereen – een kaartje

16. 
Maria – katten

Scroll naar boven