A1 Leestekst 5

Uitspraakoefeningen en woordenlijst onderaan.

Naar de huisarts

Sofie voelt zich ziek
Sofie werd vanochtend wakker en voelde zich niet goed. Haar hoofd deed pijn en haar keel was rood. Ook had ze koorts. Ze keek in de spiegel en zag dat haar gezicht rood was.
“Ik moet naar de dokter”, dacht Sofie. Ze pakte haar telefoon en belde de huisarts.
“Goedemorgen, met de huisartsenpraktijk.”
“Met Sofie Janssen, ik wil graag een afspraak.”
„Wat is uw geboortedatum?”, vraagt de assistente.
Sofie geeft haar geboortedatum.
Wat zijn uw klachten?”, vraagt de assistente.
“Ik voel me ziek. Mijn keel doet pijn en ik heb koorts”, zegt Sofie.
“Heeft u ook hoofdpijn?”, vraagt de assistente.
“Ja, en mijn lichaam is moe”, zegt Sofie.
“U kunt vandaag om elf uur komen”, zegt de assistente.
“Dank u wel”, zegt Sofie.

Bij de huisarts
Hoe ging het verder? Om elf uur ging Sofie naar de huisarts. In de wachtkamer zaten al een paar mensen. Een man las een tijdschrift en een vrouw keek op haar telefoon.
Na een paar minuten riep de huisarts haar naar binnen.
“Goedemorgen, Sofie. Wat is er aan de hand?”, vroeg de huisarts.
“Ik heb pijn in mijn keel. Mijn hoofd doet pijn en ik heb koorts”, zei Sofie.
Hoest u ook?”, vroeg de huisarts.
“Ja, soms”, zei Sofie.
De huisarts keek in haar keel en luisterde naar haar adem met een stethoscoop.
“Uw keel is rood. Neemt u maar een paracetamolletje”, zei de dokter.
“Heb ik al gedaan”, antwoordde Sofie. “Paracetamol werkt niet bij mij.”
“Dan geef ik u een recept voor medicijnen”, zei de huisarts. “Neem de medicijnen twee keer per dag met water. Drink ook thee en rust goed.”
Mag ik werken?”, vroeg Sofie.
“Het is beter om thuis te blijven”, zei de huisarts.

Bij de apotheek
Sofie ging naar de apotheek. Daar gaf ze het recept aan de apotheker.
“U krijgt pillen. Neem er twee per dag. Drink veel water”, zei de apotheker.
Sofie bedankte hem en ging naar huis.
Thuis dronk Sofie thee en ze nam haar medicijnen. Na drie dagen voelde ze zich beter.
“Ik ben blij dat ik naar de dokter ben gegaan”, dacht ze.

Naar de tandarts
Tom heeft pijn in zijn kies. Hij eet een appel en voelt een scherpe pijn.
“Au, mijn tand doet pijn!”, zegt hij. “Ik moet naar de tandarts.”
Tom belt de tandarts
“Goedemorgen, met tandarts De Vries. Wat is uw klacht?”, vraagt de assistente.
“Ik heb pijn. Mijn kies doet pijn als ik eet”, zegt Tom.
“U kunt morgen om tien uur komen”, zegt de assistente.
“Dank u wel”, zei Tom.

Bij de tandarts
De volgende dag gaat Tom naar de tandarts. Hij gaat in de stoel zitten.
“Goedemorgen, Tom. Ik ga even kijken”, zegt de tandarts.
Hij kijkt in de mond van Tom en maakt een foto van zijn tanden.
“U heeft een gaatje”, zegt de tandarts. “Ik ga het vullen.”
Tom vindt het spannend, maar de tandarts is snel klaar.
“Zo, het is klaar. U heeft nu geen pijn meer”, zegt de tandarts.
“Dank u wel”, zegt Tom.
Thuis poetst Tom zijn tanden extra goed. “Nu heb ik geen pijn meer”, denkt hij.

Toegang tot de microfoon toestaan.

Microfoon niet beschikbaar.

Schakel zo nodig de microfoon in bij de browserinstellingen.
Canvas not available.

Oeps, er ging iets fout.

Probeer het opnieuw.

Dank u

 

Luister, zeg na, neem op en vergelijk.

20. “Ik voel me ziek.”

38. "Ja, soms", zei Sofie.

73. "Ik heb pijn.

84. Ik ga het vullen.”

Scroll naar boven