Wederkerend werkwoord
Een wederkerend werkwoord gebruik je met ‘zich’ of een ander bijbehorend wederkerend voornaamwoord zoals ‘me’, ‘ons’ enzovoort.
Возвратный глагол используется с «zich» или другим соответствующим возвратным местоимением, как ‘me’, ‘ons’ и т.д.
zich vergissen
ik
jij
u
hij, zij, het
wij
jullie
zij
vergis
vergist
vergist
vergist
vergissen
vergissen
vergissen
me
je
zich (u)
zich
ons
je (jullie)
zich
я ошибаюсь
ты ошибаешься
вы ошибаетесь
он, она, оно ошибается
мы ошибаемся
вы ошибаетесь
они ошибаются
Sommige werkwoorden gaan altijd met zich.
Die zijn verplicht wederkerend.
Voorbeelden:
zich vergissen
zich gedragen
zich schamen
ошибаться
вести себя
стыдиться
Andere werkwoorden zijn niet-verplicht wederkerend.
Voorbeelden:
zich wassen
zich ergeren
zich verbazen
мыться
раздражаться
удивляться
Vergelijk:
De vrouw wast zich.
Jan kan zich slecht beheersen.
De vrouw wast haar kind.
Jan beheerst de situatie.
Некоторые глаголы всегда используются с «zich». Они являются обязательными возвратными.
Примеры:
Другие глаголы не являются обязательными возвратными.
Примеры:
Сравните:
Женщина моется. Женщина моет своего ребенка.
Ян плохо себя контролирует. Ян контролирует ситуацию.
De plaats van zich in de zin
Mededelingszin: zich staat achter het werkwoord
Het kind wast zich elke dag.
Ik heb me vandaag gewassen.
Inversie: zich staat achter het persoonlijk voornaamwoord
Vandaag was hij zich niet.
Zonder water kunnen wij ons niet wassen.
Bijzin: zich staat achter het persoonlijk voornaamwoord
Goed dat zij zich elke dag wassen.
Fijn dat jullie je vandaag hebben gewassen.
Позиция «zich» в предложении
Утвердительное предложение: «zich» стоит после глагола
Ребенок моется каждый день.
Сегодня я умылся.
Инверсия: «zich» стоит после личного местоимения
Сегодня он не умывался.
Без воды мы не можем умываться.
Придаточное предложение: «zich» стоит после личного местоимения
Хорошо, что они моются каждый день.
Отлично, что вы сегодня помылись.
Versterkte vorm: zichzelf
Het kind kan zichzelf al wassen.
Ik zie mezelf in de spiegel.
De jongen heeft zichzelf pijn gedaan.
Bij verplicht wederkerende werkwoorden is zichzelf onmogelijk
Fout: Hij vergist zichzelf.
Goed: Hij vergist zich.
Aanwijzend voornaamwoord: zelf
Als anderen niet willen opruimen, moet je het zelf doen.
Wat je zegt, ben je zelf.
Wederkerig voornaamwoord: elkaar
Wij kwamen elkaar tegen in de stad.
Zij schudden elkaar de hand.
Jan en Marie zitten bij elkaar in de klas.
De das en de vos zoeken vaak elkaars gezelschap.
Усиленная форма: zichzelf
Ребенок уже может умыться сам.
Я вижу себя в зеркале.
Мальчик причинил себе боль.
Для обязательных возвратных глаголов «zichzelf» невозможно
Неправильно: Он ошибается сам.
Правильно: Он ошибается.
Указательное местоимение: zelf
Если другие не хотят убирать, ты должен сделать это сам.
Что ты говоришь, то и есть.
Взаимное местоимение: elkaar
Мы встретились в городе.
Они пожали друг другу руки.
Ян и Мари сидят вместе в классе.
Барсук и лиса часто ищут общество друг друга.
Toets