Woordvolgorde
Порядок слов
Video: woordvolgorde binnen drie minuten. Of klik hier voor Zinsbouw in actie.
Algemene regel: in het Nederlands komt tijd voor plaats.
Wij gaan volgende week naar Amsterdam.
We moeten vroeg op school zijn.
De buurman jogt iedere ochtend in het park.
Общее правило: в нидерландском время опережает место.
Перевод:
Мы собираемся на следующей неделе в Амстердам.
Мы должны быть в школе рано.
Сосед бегает в парке каждое утро.
Hoofdzin
Het enkele gezegde is het tweede element in de hoofdzin.
Ik koop fruit op de markt.
Fruit koop ik op de markt.
Op de markt koop ik fruit.
Wij gaan volgende week met vakantie.
Volgende week gaan wij met vakantie.
Met vakantie gaan wij volgende week.
Mijn hond speelt buiten als de zon schijnt.
Als de zon schijnt speelt mijn hond buiten.
Buiten speelt mijn hond als de zon schijnt.
Главное предложение
Одинарное сказуемое является вторым элементом в главном предложении.
Перевод:
Я покупаю фрукты на рынке.
Мы поедем отдыхать на следующей неделе.
Моя собака играет на улице, когда светит солнце.
Ook bij een vraagwoord staat het enkele gezegde op plek 2.
Waarom kocht jij fruit op de markt?
Waarheen gingen jullie met vakantie?
Wanneer speelt de hond buiten?
Также в случае вопросительного слова одинарное сказуемое стоит на позиции 2.
Перевод:
Почему ты купил фрукты на рынке?
Куда ты ездил на каникулы?
Когда собака играет на улице?
Bij een vraag zonder vraagwoord staat het gezegde vooraan.
Koop jij fruit op de markt?
Heeft jouw hond in de tuin gespeeld?
Ga jij vaak zwemmen?
В вопросе без вопросительного слова сказуемое стоит на первом месте.
Ты покупаешь фрукты на рынке?
Твоя собака играла в саду?
Ты часто плаваешь?
• Oefenen
Bij het samengestelde gezegde staat het tweede werkwoord achteraan.
Wij zijn vorige maand met vakantie geweest.
Ik heb gisteren de hele dag gitaar gespeeld.
Wij gaan morgen zwemmen.
Morgen gaan wij zwemmen.
Sommige leerlingen willen tijdens de les kaarten.
Die planten moet je elke dag water geven.
В случае сложного сказуемого второй глагол стоит в конце.
Перевод:
Мы ездили в отпуск в прошлом месяце.
Вчера я весь день играл на гитаре.
Мы идем купаться завтра.
Некоторые ученики хотят играть в карты во время урока.
Ты должен поливать эти растения каждый день.
De woordvolgorde verandert niet na maar, en of want.
Maar je zei gisteren dat je geen geld hebt.
En vandaag koop je een dure auto.
Dat snap ik niet, want zo snel word je toch niet rijk.
Порядок слова не меняется после слов maar, en или want.
Но вчера ты сказал, что у тебя нет денег.
И сегодня ты покупаешь дорогую машину.
Я этого не понимаю, потому что так быстро же не разбогатеешь.
• Oefenen
Bijzin
In bijzinnen staat het werkwoord achteraan.
Dat snap ik niet
omdat
je zo snel toch niet rijk wordt.
Jij hebt verteld
dat
jij fruit op de markt koopt.
Ik weet niet
hoe
de goochelaar die kaarten verbergt.
Weet jij
of
de krant gisteren is bezorgd?
de krant gisteren bezorgd is?
Mijn vriend komt niet
omdat
hij last van zijn maag heeft.
Ik kom morgen alleen
als
ik genoeg tijd heb.
Jij kunt mij vast wel vertellen
wat
dat Engelse woord betekent.
Ik vraag mij af
waarom
de buschauffeurs weer hebben gestaakt.
de buschauffeurs weer gestaakt hebben.
Niet populair zijn mensen
die
de hele tijd alleen maar klagen.
Придаточное предложение
В придаточных предложения глагол на последнем месте.
Перевод:
Я этого не понимаю, потому что так быстро же не разбогатеешь.
Ты сказал, что тебе нужно было купить фрукты на рынке.
Я не знаю, как фокусник скрывает эти карты.
Ты не знаешь, приносили ли вчера газету?
Мой друг не приходит, потому что у него болит желудок.
Я приду завтра только тогда, если у меня будет время.
Ты, вероятно, можешь сказать мне, что означает это английское слово.
Интересно, почему водители автобусов снова бастуют.
Не популярны люди, которые всегда только жалуются..
• Oefenen
Woordvolgorde • Uitzonderingen
(1) Na en, of (или), maar, want volgt geen inversie:
Jan gaat vandaag naar school.
En Jan gaat vandaag naar school.
Of Jan gaat vandaag naar school.
Maar Jan gaat vandaag naar school.
Want Jan gaat vandaag naar school.
Vergelijk:
Omdat Jan vandaag naar school gaat, …
Let op! Bij of (ли) aan het begin van een bijzin verandert de volgorde wel:
Ik heb gisteren gevoetbald.
Hij vraagt of ik gisteren gevoetbald heb.
Jij bent in Amsterdam geweest.
Zij wil weten of jij in Amsterdam bent geweest.
(2) Bijzonder geval: dus. Soms wel, soms geen inversie.
Het regent, dus ik ga niet wandelen.
Het regent, dus ga ik niet wandelen.
Er is geen betekenisverschil.
(3) Geen inversie in de hoofdzin na de volgende types bijzinnen:
Al doe je nog zo je best, je wordt geen Pele.
Wat ik ook doe, mijn zoon luister niet.
Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel.
Hoe dan ook, je moet beter je best doen.
Wat Jan ook zegt, hij heeft zijn huiswerk niet gemaakt.
Vergelijk:
Hij antwoordt correct. Ook al weet hij niets.
Ook al weet hij niets, hij antwoordt correct. (‘ook al’: werkwoord op plek twee, hoofdzin zonder inversie)
Hoewel hij niets weet, antwoordt hij correct. (hoewel – wel inversie in de hoofdzin)